Ingrid Betancourt Pulecio is geboren op 25 december 1961 in Santafé de Bogotá. Tijdens haar studie politicologie woonde zij in Frankrijk, trouwde en kreeg twee kinderen, Melanie en Lorenzo. In Parijs was zij verbonden aan het Instituut voor Politieke Wetenschappen, verantwoordelijk voor internationale relaties en internationale handel. Na de gewelddadige dood van een senator besloot zij in 1990 haar rustige leven opzij te zetten en terug te keren naar haar vaderland Colombia en daar te vechten voor een betere toekomst. Betancourt ontpopte zich als adviseur van verscheidene ministers al snel tot een vrouw, die gedreven werd door rechtvaardigheid en eerlijkheid.
In 1994 stelde zij zich verkiesbaar als parlementslid. Ze richtte zich in haar campagne hoofdzakelijk op de strijd tegen de corruptie, de drugskartels, de paramilitairen en de marxistische guerrilla. Eenmaal gekozen tot parlementslid zette ze deze strijd voort, ook al kreeg ze te maken met talloze bedreigingen tegen zichzelf en haar gezin. Vanaf haar entree in de politiek vocht ze, hamerde op het belang van regionale ontwikkelingen, kwam ze op voor haar armste landgenoten.
In 1998 werd ze met de meeste stemmen aller tijden gekozen tot senator voor de Liberale Partij. Ze stichtte echter spoedig haar eigen partij ‘Oxygeno Verde’ (Groene Zuurstof), een open democratische partij, waarin mensen te vinden waren met communistische ideeën, vakbondsmensen, leden van mensenrechtengroepen, natuurbeschermers, etc., mensen uit alle lagen van de bevolking.
In 2000 publiceerde ze het boek ‘Until death do us part’ over haar strijd. In 2002 werd dit boek gevolgd door haar politieke autobiografie ‘Woede in het hart’, waarin ze verslag doet van de wantoestanden in vrijwel alle Colombiaanse bestuurlijke organen.
In 2002 stelde ze zich beschikbaar als presidentskandidate. Ook tijdens deze campagne concentreerde ze zich met name op het uitroeien van de corruptie in Colombia.
In januari 2002 had Betancourt een ontmoeting met enkele prominente leiders van het guerrillaleger, terwijl andere presidentskandidaten absoluut niet welkom waren.
Ingrid Betancourt wist al jaren dat ze op de lijst stond om vermoord of ontvoerd te worden. Zij werd 24 uur per dag bewaakt door dertig bodyguards en haar twee kinderen woonden uit veiligheidsoverwegingen al jaren niet meer bij hun moeder in Colombia.
Op 23 februari 2002 reisde ze voor haar campagne naar de stad San Vincente, die zich bevond in het gebied, dat door de rebellen van FARC werd gecontroleerd. De zittende president waarschuwde haar voor de gevaren, maar gaf haar geen escorte mee. Ook haar bodyguards waren niet bij haar. Tijdens de rit werd ze samen met haar campagnechef Clara Rojas, enkele journalisten en adviseurs gevangen genomen door de rebellen. Lange tijd werd niets van haar vernomen.
11 februari 2003 was een sombere dag voor Betancourt en haar familie. Onderhandelingen over een ruil van gijzelaars tegen 300 gevangen FARC-leden waren mislukt.
De Colombiaanse regering gaf vervolgens aan verder niet te willen onderhandelen met de rebellen, iets wat Betancourt zelf ook absoluut niet wenste. De toenemende strijd en tweespalt maakte de familie pessimistisch over vrijlating van Betancourt. Het geweld trok inmiddels van het platteland naar de steden. In Bogotá en Neiva stierven al vele tientallen onschuldige mensen.
Met de ontvoering van Ingrid Betancourt beroofden de FARC-rebellen Colombia niet alleen van een presidentskandidate, maar ook van een symbool. Zij werd ereburger van bijna 500 gemeenten in de wereld en er werden honderden steuncomités actief.
Ingrid Betancourt, de spelbreker voor degenen die Colombia willen ruïneren, werd vastgehouden tot half 2008. Haar bevrijding door het Colombiaanse leger maakte veel emotie en vreugde los.
Bronnen:
www.netwerk.nl
www.educweb.org
Dagblad Trouw, 22-02-2003
Dagblad De Telegraaf, 24-02-2003